Op 27 november werden de resultaten van de tweede ronde CTI-pilots bekendgemaakt, in aanwezigheid van demissionair minister Schouten. Ilse Hento en Suzanne Lagerveld zitten de dag na het symposium Inclusieve technologie werkt! allebei met een grote glimlach op het gezicht. Hento: ‘Het was een feestje, ik heb alleen maar enthousiaste reacties gehoord.’ Lagerveld: ‘Het mooie was de bréde belangstelling. De werelden van technologieontwikkelaars en sociale zekerheid vinden elkaar niet automatisch. Het is hard werken om ze bij elkaar te brengen. Daar draagt zo’n event aan bij.’ In de CTI, die in 2018 door UWV en het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) werd opgericht, streven vertegenwoordigers van mensen met een arbeidsbeperking en hun ondersteuners, werkgevers, technische universiteiten, onderzoekers en beleidsmakers er samen naar om de kansen van nieuwe technologie beter te benutten voor mensen met een arbeidshandicap.
De tweede pilotronde – de eerste startte in 2019 – vloeide voort uit de Tech for Inclusion Challenge 2021. Partijen werd gevraagd om met ideeën te komen voor pilots met technologie die bijdraagt aan een inclusieve arbeidsmarkt. Er rolden acht ideeën uit, die begin 2022 als pilot van start gingen. Ze kregen financiering van UWV om de technologie te implementeren op de werkvloer of in de context van re-integratie. Getest werden: een voorleesbril voor mensen met een leesbeperking, een app met artificial intelligence (AI) voor mensen met stemproblemen, een spraakherkenningssysteem (met machine learning) voor doven en slechthorenden, een cobot voor mensen met fysieke klachten aan arm of hand, een slimme projector voor mensen met concentratieproblemen, een smartwatch met app voor stressmonitoring, een virtualreality-(VR‑)bril voor loopbaanoriëntatie bij mensen met autisme of angst en een VR-bril voor mensen met stressklachten.
Er waren twee grote verschillen met de eerste pilotronde. Hento: ‘In de eerste ronde is de technologie getest door een paar eindgebruikers in vooral de sociale werkvoorziening. Nu hebben we geprobeerd de technologie breder in te zetten, voor meer werknemers en ook vaker bij reguliere werkgevers.’ Er hebben in totaal 223 eindgebruikers meegedaan. Daarvan werkte 22% bij een reguliere werkgever, 44% bij een sociaal werkbedrijf, 17% zocht werk en 16% studeerde. ‘Veel mensen met een arbeidsbeperking willen graag werken en kunnen dat met de inzet van de juiste hulpmiddelen en ondersteuning. Maar hun mogelijkheden worden onvoldoende benut. Dat is niet alleen jammer voor deze mensen, maar vanwege de krapte op de arbeidsmarkt ook voor werkgevers.’ Een ander verschil is dat er nu meer pilots waren met technologie voor mensen met mentale of psychosociale belemmeringen, zoals autisme. Lagerveld noemt als voorbeeld de pilot rond stressmanagement, waarbij met een wearable (zoals een smartwatch) het stressniveau van de drager wordt gemonitord. ‘Die feedback geeft mensen inzicht in de dingen die stress bij ze veroorzaken. Dat inzicht biedt goede handvatten om er, in overleg met je coach, beter mee om te leren gaan. Het leuke is dat deze toepassing is ontwikkeld door een IT-bedrijf waar veel mensen met autisme werken. Die hebben zelf vaak last van stress en weten dus als geen ander waar de eindgebruikers behoefte aan hebben.’
De pilots werden onderzocht door twee bureaus, Ecorys en ZINZIZ. Zij keken niet alleen naar de resultaten, maar ook naar het hele proces. Hento: ‘We hebben het “helpend onderzoeken” genoemd. Het inzetten van nieuwe technologie is geen plug-and-play, dus voorafgaand aan en tijdens de implementatie moest er heel veel gebeuren en moesten veel vragen worden beantwoord. Die ervaringen wil je ook in kaart brengen, je wilt ervan leren. De onderzoekers waren dus ook een soort sparringpartners voor het implementatieproces. De belangrijkste conclusie is dat technologie écht blijkt te helpen om de arbeidsparticipatie van mensen met een arbeidsbeperking te vergroten. Mensen kunnen meer en vaak ook andere taken aan, met meer gemak en vooral ook: met meer werkplezier. Ze hebben het gevoel dat ze volwaardiger kunnen meedoen. Iemand die vroeger de gangmaker was maar door zijn doofheid niet op gesprekken kan inhaken, kan met een spraakherkenningssysteem weer meedoen.’ Lagerveld vult aan: ‘Mensen hebben vaak meer energie, want het kost minder gedoe om dingen te regelen of taken uit te voeren. Ze ervaren ook meer autonomie.’
Het grootste obstakel tijdens de pilots was de financiering. Hento: ‘Die is – zoals wel vaker bij dit soort dingen – uiterst complex.’ Lagerveld: ‘Bijvoorbeeld omdat er in de sociale zekerheid allemaal hokjes met verschillende regels over vergoedingen voor verschillende doelgroepen zijn. De deelnemers aan de pilots, zowel werkgevers met een sociaal hart als techbedrijven, konden daar moeilijk hun weg in vinden.’ Hento: ‘De financiering blijft dus echt een aandachtspunt. De verwachting is ook dat opschaling van deze innovaties nog niet zonder subsidie kan. We moeten als overheid een steuntje in de rug blijven bieden voor dit soort ontwikkelingen. Om de kansen onder de aandacht te brengen, werkgevers te informeren en kennis te delen, zodat je hopelijk een vliegwieleffect kunt creëren.’
Het bleek lastiger dan verwacht om een nauwkeurige inschatting te maken van de financiële baten die de pilots (op den duur) opleveren. Lagerveld: ‘Dat komt deels omdat de pilots heel divers waren: bij de ene ging het om een aanschafprijs van een paar honderd euro, bij de andere om tienduizenden. Dat scheelt nogal in terugverdientijd. Ook konden sommige pilots korter testen dan verwacht. Van andere innovaties zie je de financiële baten pas op langere termijn. De VR-bril voor loopbaanoriëntatie bijvoorbeeld helpt iemand met autisme om een betere loopbaankeuze te maken. Dat werpt niet meteen financiële vruchten af. Maar,’ benadrukt Lagerveld, ‘het gaat niet alleen om financiële baten. Alle betrokkenen hechten ook veel waarde aan de immateriële baten, zoals werkplezier en ontwikkelingskansen. De werkgever bij de pilot van de slimme projector wil daar bijvoorbeeld mee doorgaan, ook al levert het ze nog geen euro op.’ Naast de financiering noemt Lagerveld nog twee lessen die uit de pilots getrokken kunnen worden. ‘Een goeie samenwerking is essentieel. Sommige pilots waren geïnitieerd door een technologieleverancier of -ontwikkelaar. Daar gaat een enorme drive van uit, maar er moet ook een stevig netwerk met werkgevers en eindgebruikers zijn om tot resultaat te komen. En je hebt een projectleider nodig die het geheel kan aansturen.’
Nu de tweede pilotronde is afgesloten, maakt de CTI zich op voor de volgende stap. Wat die gaat inhouden, is nog niet helemaal duidelijk. Eind oktober werd een amendement aangenomen van VVD-Tweede Kamerlid Daan de Kort om 5 miljoen euro uit te trekken voor mkb-ondernemers die willen investeren in inclusieve technologie. ‘Dat geld is in ieder geval een belangrijk element in onze volgende stap’, zegt Hento. ‘Rond inclusieve technologie zijn meerdere clubs actief, zoals de Kennisalliantie Inclusie en Technologie (KIT) en het Arbeidsdeskundig Kennis Centrum (AKC). De komende maanden gaan we kijken hoe we de krachten kunnen bundelen, zodat we als organisaties meer slagkracht krijgen en mensen in het veld weten waar ze voor wat terechtkunnen. We willen een meerjarig programma opstellen en er een projectorganisatie bij opzetten.’ Lagerveld: ‘Tot nu toe was dit een nieuw terrein, ook bij UWV was het geen gebaand pad. Dus was het devies: laat 1.000 bloemen bloeien. Nu willen we professioneler worden en ervoor zorgen dat de financiering structureler wordt. We zijn een dieseltje: we gaan niet snel, maar we gaan wel stug door.’